Coördinatieregeling onder de Omgevingswet

Coördinatieregeling onder de Omgevingswet

Coördinatieregeling onder de Omgevingswet 1920 1276 Mees Ruimte & Milieu

Met de Omgevingswet (Ow) vindt stroomlijning van alle regelgeving in het omgevingsrecht plaats. Eén van de aspecten die onder de nieuwe wetgeving gaat veranderen is de coördinatieregeling. Dit is een regeling die de nodige procedurele voordelen met zich mee kan brengen. In deze ‘MEES merkt op’ wordt daarom ingezoomd op de coördinatieregeling onder de Ow en in het bijzonder de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Huidige coördinatieregeling
De coördinatieregeling kent zijn grondslag in verschillende wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Tracéwet en de Elektriciteitswet 1998. Deze regeling kan de nodige procedurele voordelen met zich meebrengen. Voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld een woningbouwplan in binnenstedelijk gebied zijn vaak meerdere omgevingsvergunningen nodig. Men kan hierbij denken aan een bestemmingsplan of een wijzigingsplan, een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, een kapvergunning en diverse andere besluiten. Op basis van de huidige coördinatieregeling uit de Wro (artikel 3.30 tot en met artikel 3.35 Wro) kunnen dergelijke besluiten gebundeld worden in één procedure. Dit betekent dat de besluiten hieromtrent gezamenlijk en gelijktijdig worden bekendgemaakt (artikel 3.32 Wro). Voor de mogelijkheid van beroep worden deze besluiten als één besluit aangemerkt (artikel 8.3, eerste lid, Wro), waar in het geval van een bijvoorbeeld bestemmingsplan voor alle gecoördineerde besluiten direct beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State én binnen een half jaar een uitspraak wordt gedaan. In de Awb is ook een coördinatieregeling opgenomen (artikelen 3:21 tot en met 3:29 Awb). Deze regeling werd vooralsnog niet vaak gebruikt in de praktijk, omdat in bijzondere wetgeving zoals de Wro en bijvoorbeeld de Tracéwet specifieke coördinatieregelingen zijn opgenomen die voldoende mogelijkheden bieden voor specifieke situaties. Daarbij bleek het toepassingsbereik van de coördinatieregeling in de Awb te beperkt.

Nieuwe coördinatieregeling
Op basis van consultatie van de Afdeling advisering van de Raad van State is besloten tot harmonisering en stroomlijning van deze coördinatieregeling onder een nieuwe afdeling 3.5 van de Awb. In de Wet tot wijziging Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht is de nieuwe coördinatiereling vormgegeven, waarin meerdere ‘oude’ wetten, zoals de Wro in opgaan.[1] De nieuwe coördinatieregeling treedt gelijktijdig in werking met de Omgevingswet. Deze nieuwe coördinatieregeling borduurt voort op de thans reeds beschikbare regelingen. Wel zijn er een aantal verschillen te benoemen. Waar voorheen een coördinatieverordening dan wel apart besluit nodig was voor het toepassen van de coördinatieregeling is onder de Omgevingswet de coördinatieregeling van toepassing als de wet dat regelt of wederom wanneer door het bevoegde bestuursorgaan een coördinatiebesluit wordt genomen. De regeling is van toepassing op alle soorten besluiten, van beschikkingen tot algemeen verbindende voorschriften zoals programma’s. Daarnaast wordt het onder de nieuwe regeling in afdeling 3.5 Awb mogelijk om clustering in de coördinatie aan te brengen. Voorheen moesten de te coördineren besluiten zoveel mogelijk gelijktijdig worden aangevraagd (huidige artikel 3:24, eerste lid, Awb). Bij omvangrijke infrastructurele projecten of grootschalige gebiedsontwikkeling worden echter verschillende fases doorlopen alvorens het project gerealiseerd wordt. Dit vraagt om maatwerk. Sommige besluiten kennen immers een langere voorbereidingstijd dan anderen. Het is onpraktisch om de diverse benodigde vergunningen/toestemmingen gelijktijdig aan te vragen. Om deze reden sluit de nieuwe regeling in de Awb aan bij de regeling uit de Elektriciteitswet 1998 om de coördinatie in verschillende clusters te laten verlopen (nieuw artikel 3:21, derde lid, Awb).

Een andere wijziging is dat het coördinerend bestuursorgaan meer grip krijgt op de beslistermijn binnen de coördinatieregeling. Zoals ook in de huidige Tracéwet (artikel 20, vierde lid, onder d, van de Tracéwet) is opgenomen kan het coördinerend bevoegd gezag bij toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb de beslistermijn voor de te coördineren besluiten bepalen. De langste beslistermijn geldt in dat geval als bandbreedte en uiterste grens. Deze nieuwe mogelijkheid is opgenomen in artikel 3:25 onderdeel h van de Awb.

Aanvullende bepalingen Omgevingswet
Binnen de Omgevingswet kan het bevoegde coördinerende bestuursorgaan vrijwillig de coördinatieregeling van toepassing verklaren. Echter zijn in de Omgevingswet ook bepalingen opgenomen waarin coördinatie verplicht wordt gesteld (artikel 16.7 Ow). Deze verplichting geldt bijvoorbeeld bij de coördinatie van aanvragen voor een omgevingsvergunning van een wateractiviteit met een andere activiteit, die gelijktijdig worden ingediend.

In de Omgevingswet zijn daarnaast een aantal bepalingen uit de oorspronkelijke wetten, zoals de Wro en de Tracéwet, als aanvullend op de nieuwe afdeling 3.5 van de Awb opgenomen. Zo wordt in artikel 16a Ow specifiek een regeling opgenomen over de coördinatie van een omgevingsplan en een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. In dit artikel wordt geregeld dat het gewijzigde omgevingsplan als toetsingskader en beoordelingskader gaat gelden voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit en niet het vigerende omgevingsplan. Deze regeling is ontleend uit artikel 3.30, derde lid, Wro.

Een andere bepaling die aanvullend in de Omgevingswet geregeld is, betreft de bevoegdheid tot de indeplaatsstelling. Bestuursorganen van het Rijk en de provincie kunnen zogeheten projectbesluiten nemen. Deze besluiten kunnen ook worden gecoördineerd met andere besluiten. Indien binnen dit coördinatietraject, het oorspronkelijke bevoegde bestuursorgaan in gebreke blijft met het nemen van het besluit, dan kan het bestuursorgaan van het Rijk of de provincie zelf voorzien in het nemen van een besluit. Deze bevoegdheid is opgenomen in artikel 5.45a van de Omgevingswet. Deze bevoegdheid moet echter wel worden gezien als een ultimum remedium.

Overgangsrecht
De hoofdregel voor het overgangsrecht bij de coördinatieregeling volgt het overgangsrecht, zoals opgenomen in de afdelingen 4.1 en 4.2 en in paragraaf 4.3.10 van de Invoeringswet Omgevingswet. Op (ontwerp)besluiten die ter inzage zijn gelegd of omgevingsvergunningen die zijn aangevraagd op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing. Wanneer dat niet het geval is, dan kunnen die besluiten na de inwerkingtreding van de Ow worden genomen op basis van de nieuwe coördinatieregeling zoals opgenomen in afdeling 3.5 Awb. Er is echter een aantal uitzonderingen op de hoofdregel, zoals het geval is bij projectplannen op grond van de Waterwet (artikel 4.62 tot en met 4.65 Invoeringswet Omgevingswet) of bij tracébesluiten op grond van de Tracéwet (paragraaf 4.3.9 Invoeringswet Omgevingswet).

Heeft u nog vragen over wat de wijzigingen in de coördinatieregeling voor uw project betekenen? Dan kunt u contact opnemen met Aaron Groeneveld, Martha Bleeker of Robin Droogendijk.

[1] Staatsblad, 2021, 135

 

12 mei 2021