In de Wet natuurbescherming is geen duidelijk antwoord geformuleerd op dit vraagstuk. Een groot deel van het antwoord volgt daarom uit de jurisprudentie. Dat blijkt uit het onderzoek dat Carmen Schuchhard heeft uitgevoerd voor Mees. Op 24 juni 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitspraak gedaan waarin het toetsingskader ten aanzien van natuurlijke personen is verduidelijkt. Voor rechtspersonen (zie hieronder) wordt een ander toetsingskader aangehouden.
Voor de beoordeling of het betrokken Natura 2000-gebieden deel uitmaakt van de directe woonomgeving van natuurlijke personen, heeft de Afdeling twee voorwaarden geformuleerd:
- er is sprake van een afstand van 500 meter tussen de woning en het Natura 200-gebieden; én
- er is sprake van direct en onbelemmerd zich op het Natura 2000-gebied;
Indien niet aan beide voorwaarden wordt voldaan, kan in beginsel geen succesvol beroep worden gedaan op de bescherming van Natura 2000-gebieden.
Zoals hiervoor al is genoemd, voor rechtspersonen wordt een andere toetsingskader aangehouden. Voor rechtspersonen geldt in beginsel dat wordt gekeken naar het doel van de organisatie, zoals is verankerd in de statuten. Organisaties die het doel hebben om (een onderdeel van) een Natura 2000-gebied te beschermen, kunnen zich zonder problemen beroepen op de bescherming hiervan. Organisaties die niet als doel hebben om (een onderdeel van) een Natura 2000-gebied te beschermen, kunnen niet enkel op basis van bedrijfseconomische belangen een geslaagd beroep doen op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Een geslaagd beroep kan dan enkel nog plaatsvinden aan de hand van de toetsing aan de voorwaarden voor natuurlijke personen.