MEES merkt op: bijbehorend bouwwerk wordt anders
Vergunningsvrij bouwen wordt anders. Nieuw daarbij is het nadrukkelijke onderscheid tussen de bouwtechnische toets en de afweging van de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke afweging van een bijbehorend bouwwerk verschuift richting het gemeentelijke Omgevingsplan, waardoor dit onderdeel niet meer landelijk geregeld wordt maar onder gemeentelijke verantwoordelijkheid valt. De gemeente krijgt tot op zekere hoogte de vrijheid de vergunningplicht te laten vervallen of juist aan te scherpen. Deze wijzigingen, bekend als de ‘knip’ en de ‘bruidsschat’, worden in deze blog nader toegelicht.
Vergunningsvrij bouwen: nu en straks
Het vergunningsvrij bouwen wordt op dit moment nog centraal geregeld vanuit het Rijk. In bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn de huidige regels te vinden over vergunningsvrij bouwen.
Onder de toekomstige Omgevingswet (Ow) wordt dit onderwerp geregeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). De grondslag hiervoor is gelegen in art. 5.1 Ow, op basis waarvan een verbod geldt voor het zonder omgevingsvergunning verrichten van Omgevingsplanactiviteiten (art. 5.1, lid 1 Ow) en voor bouwactiviteiten (art. 5.1, lid 2 Ow), tenzij sprake is van bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen gevallen, in dit geval het Bbl. Een belangrijk onderdeel van dit nieuwe stelsel is dat in de Ow onderscheid wordt gemaakt tussen de bouwtechnische afweging en de planologisch/esthetische afweging, oftewel de afweging ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Deze ‘knip’ wordt hieronder nader toegelicht.
Bouwbesluittoetsvrij
Art. 2.15d van het Bbl gaat in op de vergunningsplichtige dan wel vergunningsvrije bouwactiviteit, die bijna gelijk is aan het huidige artikel 3, bijlage II Bor, op basis waarvan geen bouwvergunning is vereist. Een in het oog springend verschil betreft de bepaling ten aanzien van het bijbehorend bouwwerk: het woord ‘achtererfgebied’ is hier geschrapt. Een bijbehorend bouwwerk is ten aanzien van de bouwactiviteit daardoor dus vergunningsvrij, ongeacht waar deze geplaatst wordt. Omdat het hier enkel om de bouwtechnische toetsing gaat, is de plek waar een dergelijk bouwwerk wordt gerealiseerd immers niet meer relevant. Dat onderdeel wordt straks geregeld in artikel 2.15f.
Planologische/esthetische toets-vrij bouwwerk
Vanaf artikel 2.15f wordt ingegaan op de activiteiten die zonder planologische/esthetische vergunning kunnen worden gerealiseerd. Dit betreft grotendeels de activiteiten zoals opgenomen in artikel 2 en 3 van Bijlage II Bor. Opvallende afwezige is echter het bijbehorende bouwwerk, waardoor deze voor wat betreft de planologische en esthetische aspecten niet meer middels een landelijke regeling worden geregeld. Dat betekent dat het Rijk de regels ten aanzien van deze activiteit (grotendeels) loslaat. De verantwoordelijkheid voor het stellen van regels ten aanzien van de planologische en esthetische afweging, wordt daarmee overgedragen naar de gemeente en maakt in dat kader deel uit van de zogeheten ‘Bruidsschat’. Daarover later meer.
Geheel vergunningsvrij of toch nog een vergunningplicht
Veel van de activiteiten zoals genoemd in artikel 2.15d zijn op dezelfde wijze opgenomen in artikel 2.15f. Dit betekent dat wanneer een activiteit in beide artikelen op identieke wijze is geformuleerd, deze geheel vergunningsvrij kan worden uitgevoerd. Wanneer een activiteit slechts in één van de artikelen te vinden is, of wanneer andere kenmerken of criteria benoemd zijn, geldt een vergunningsplicht voor één van beide onderdelen.
Bruidsschat
Als onderdeel van het overgangsrecht roept het Rijk de ‘Bruidsschat’ in het leven. De Bruidsschat is geregeld in het 5e onderdeel van het Invoeringsbesluit Ow (Wijziging/Intrekking, Bruidsschat en Overgangsrecht). Gemeenten krijgen bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege, dus automatisch, een Omgevingsplan. Dit Omgevingsplan bestaat uit een tijdelijk en een permanent deel. Voor het tijdelijk deel geldt dat gemeenten tot 2029 de tijd krijgen de daarin geregelde onderwerpen over te hevelen naar het permanente deel. Hierin heeft de gemeente de vrijheid om de set regels ongewijzigd over te nemen, of tot op zekere hoogte aan te scherpen, in te perken of te schrappen. Daarmee worden deze onderwerpen onder het nieuwe stelsel overgeheveld van Rijks- naar gemeentelijke verantwoordelijkheid. Deze set regels wordt de Bruidsschat genoemd.
Bijbehorend bouwwerk als Bruidsschat
Het veel voorkomende bijbehorende bouwwerk maakt ten aanzien van de planologische/esthetische afweging onderdeel uit van de Bruidsschat. Hiermee krijgt de gemeente afwegingsvrijheid ten aanzien van het al dan niet vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Helemaal schrappen kan zij het bijbehorend bouwwerk niet. De Bruidsschat bevat namelijk ook gevallen waarin een bijbehorend bouwwerk te allen tijde vergunningsvrij kan worden gerealiseerd. De gemeente heeft hier dus geen invloed op en kan een bouwwerk dat aan gestelde criteria voldoet niet vergunningsplichtig stellen. Dit betreft een zogeheten instructieregel van het Rijk. In het betreffende artikel vinden we het huidige bijbehorende bouwwerk op grond van art. 2, lid 3, bijlage II Bor terug.
Bijbehorend bouwwerk artikel 4, lid 1 bijlage II Bor
Het Bor kent in de huidige vorm artikel 4, waarmee kan worden afgeweken van het bestemmingsplan onder toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure in plaats van de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze vorm vinden we in het geheel niet terug in het Bbl of de Bruidsschat. De reden daarvoor is logisch: in lijn met de geest van de Omgevingswet worden verreweg de meeste activiteiten vergund middels een reguliere voorbereidingsprocedure. Waar artikel 4, lid 1 op dit moment nog de uitzondering vormt, wordt het straks de regel. Het voorzien in deze (verkorte) procedure voor het vergunnen van een bijbehorend bouwwerk in het Bbl of de Bruidsschat is dan ook overbodig geworden. Uit de toets aan artikel 2.15d en 2.15f blijkt immers automatisch dat een bijbehorend bouwwerk dat niet aan de in genoemde artikelen gestelde criteria voldoet, vergunningsplichting is. Deze vergunning wordt in het nieuwe stelsel voorbereid aan de hand van de reguliere voorbereidingsprocedure (8 weken).
Conclusie
De inwerkingtreding van de Omgevingswet komt steeds meer in zicht. Ter voorbereiding daarop is het van belang inzicht te verkrijgen in de daarin geregelde voorwerpen die in de dagelijkse praktijk veel voorkomen, zowel voor professionals werkend binnen het omgevingsrecht, als voor projectontwikkelaars en andere initiatiefnemers van bouwprojecten. Eén van deze onderwerpen betreft het vergunningvrij bouwen, dat op dit moment nog generiek geregeld wordt in bijlage II van het Bor. Onder de Omgevingswet wordt dit onderdeel grotendeels één op één overgenomen in het Bbl. Belangrijk verschil ten opzichte van de huidige situatie is onder meer de ‘knip’ die de activiteit ‘bouwen’ en de ‘omgevingsplanactiviteit’ van elkaar scheidt. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen de bouwtechnische afweging en de planologische / esthetische afweging. Een ander belangrijk verschil is te vinden in de regeling ten aanzien van bijbehorende bouwwerken. Voor zover het gaat om de planologische afweging, wordt het bijbehorende bouwwerk straks onder gemeentelijke verantwoordelijkheid gebracht. Dit gebeurt middels de Bruidsschat, op basis waarvan gemeenten voor een groot aantal onderwerpen op eigen wijze kunnen voorzien in haar gemeentelijke Omgevingsplan. Dit kan resulteren in een algehele vrijstelling van de vergunningplicht of juist in het scherper stellen van de regels voor dergelijke bouwwerken. Deze beleidsvrijheid wordt wel ingeperkt door het Rijk middels een instructieregel. Een bijbehorend bouwwerk dat aan bepaalde voorwaarden voldoet, is altijd vergunningvrij. De gemeente kan hier geen strengere regels voor opnemen in het Omgevingsplan.